Het Antiek van de toekomst.

 

Vurenhout, Ahorn en ebbenhout, deze houtsoorten vormen al eeuwenlang de basis voor het ongeëvenaarde, akoestische wonder: de viool. De combinatie vurenhout voor het bovenblad, ahorn(esdoornhout) voor het achterblad, de zijkanten en de krul, is door geen andere samenstelling overtroffen, zelfs de technologie van de twintigste eeuw heeft geen grondstoffen voortgebracht die de akoestische en duurzame eigenschappen van deze geniale houtkeuze evenaren!

Wat de constructie van de viool betreft, is er door de eeuwen heen niets wezenlijk veranderd. De ervaringen van de oude meesters zijn meestal van vader op zoon en van meester op leerling overgedragen. Hierdoor is de traditie van het vak altijd in stand gebleven en hoewel vioolbouwers van vroeger en nu ook naar eigen patroon werkten en werken, is de basisvorm van de viool gelijk gebleven.

De goede conservering van de oude meester instrumenten heeft het mogelijk gemaakt dat er talrijke schitterende instrumenten bewaard zijn gebleven, die van onschatbare waarde zijn voor alle nu werkende (en de volgende generaties) vioolbouwers. Immers, hieruit wordt steeds weer inspiratie geput voor de bouw van nieuwe instrumenten.

De goede conservering leert ons echter ook, dat er naast schitterende exemplaren minder geslaagde instrumenten zijn gebouwd, zowel in akoestisch als artistiek opzicht. Elke periode heeft zeer fraaie kunstwerken en mindere of zelfs slechte werkstukken voortgebracht. Zou men tegenwoordig de vergelijking tussen oude en nieuwe instrumenten van de viool familie willen aangaan, dan komen er vaak vooroordelen los.

Dit is niet van de laatste jaren: toen Wolfgang Amadeus Mozart een nieuwe viool wilde aanschaffen en zijn vader om steun vroeg, zou Leopold als voorwaarde hebben gesteld dat zoonlief geen “moderne Stradivarius” (!) mocht kopen, aangezien deze violen zo luid en groot van toon waren, maar liever een Stainer, die mooi en zacht klonk. Bij serieuze vergelijkingen is men het erover eens dat, mits gelijkwaardige instrumenten worden gebruikt, oude en nieuwe violen niet voor elkaar onder hoeven te doen. Het vooroordeel dat nieuwe, goed-klinkende instrumenten misschien na enkele jaren niet meer zouden klinken, is in de meeste gevallen niet terecht.

Ook de Stradivarius van nu was ooit een nieuw instrument en aangezien de vioolbouwtraditie zo goed in stand is gebleven, zal er geen enkele reden zijn dat nieuwe, goedgebouwde instrumenten zich anders zouden ontwikkelen. Een voordeel van het nieuwe instrument zou kunnen zijn dat de levende vioolbouwer altijd zijn grootste zorg zal blijven dragen voor zijn eigen creatie, als deel van hemzelf! Oude en nieuwe instrumenten hebben tijd nodig om optimaal tot hun recht te komen: de speler moet aan het instrument gaan wennen, alle mogelijkheden ontdekken en het leren beheersen. Als het klankkarakter hem raakt, zal het instrument na gewenning steeds meer voldoening geven: de speler en het instrument worden een eenheid. Klinkt het instrument vanaf het begin niet, dan zal het na 25 jaar “inspelen” ook niet klinken, er is dan iets mis; of het nu oud is nieuw is, er zal dan iets aan veranderd moeten worden. Bij een oude viool zal een teleurstellende ervaring in de regel niet tot gevolg hebben dat men nooit meer een ander oud instrument zal proberen. Bij een nieuw betekent een dergelijke ervaring al gauw dat men alle moderne instrumenten over één kam scheert.

Indien men bereid zou zijn ook meerdere instrumenten van hedendaagse bouwers te proberen, zou men kunnen vaststellen dat er, evenals bij de oude meesters, goede en minder goede bestaan. Vele oude instrumenten zijn door de eeuwen heen door speler en restaurateur met alle zorg in goede conditie gehouden, waardoor ze nog steeds geliefd zijn, terwijl ze nieuw al bespeeld werden door grote virtuozen als Corelli, Vivaldi, Tartini en Viotti. Gelukkig vinden de mooie moderne instrumenten ook hun weg naar de solisten. Indien deze door speler en vioolbouwer nu en later even zorgvuldig worden behandeld als de oude instrumenten door de eeuwen heen, dan zullen de goede moderne violen, altviolen, celli en contrabassen dezelfde rol spelen als de oude meesterinstrumenten nu. De beste nieuwe instrumenten zullen ‘het antiek van de toekomst’ vormen!

Jaap Bolink

meestervioolbouwer

Het Antiek van de toekomst.

 

Vurenhout, Ahorn en ebbenhout, deze houtsoorten vormen al eeuwenlang de basis voor het ongeëvenaarde, akoestische wonder: de viool. De combinatie vurenhout voor het bovenblad, ahorn(esdoornhout) voor het achterblad, de zijkanten en de krul, is door geen andere samenstelling overtroffen, zelfs de technologie van de twintigste eeuw heeft geen grondstoffen voortgebracht die de akoestische en duurzame eigenschappen van deze geniale houtkeuze evenaren!

Wat de constructie van de viool betreft, is er door de eeuwen heen niets wezenlijk veranderd. De ervaringen van de oude meesters zijn meestal van vader op zoon en van meester op leerling overgedragen. Hierdoor is de traditie van het vak altijd in stand gebleven en hoewel vioolbouwers van vroeger en nu ook naar eigen patroon werkten en werken, is de basisvorm van de viool gelijk gebleven.

De goede conservering van de oude meester instrumenten heeft het mogelijk gemaakt dat er talrijke schitterende instrumenten bewaard zijn gebleven, die van onschatbare waarde zijn voor alle nu werkende (en de volgende generaties) vioolbouwers. Immers, hieruit wordt steeds weer inspiratie geput voor de bouw van nieuwe instrumenten.

De goede conservering leert ons echter ook, dat er naast schitterende exemplaren minder geslaagde instrumenten zijn gebouwd, zowel in akoestisch als artistiek opzicht. Elke periode heeft zeer fraaie kunstwerken en mindere of zelfs slechte werkstukken voortgebracht. Zou men tegenwoordig de vergelijking tussen oude en nieuwe instrumenten van de viool familie willen aangaan, dan komen er vaak vooroordelen los.

 

Dit is niet van de laatste jaren: toen Wolfgang Amadeus Mozart een nieuwe viool wilde aanschaffen en zijn vader om steun vroeg, zou Leopold als voorwaarde hebben gesteld dat zoonlief geen “moderne Stradivarius” (!) mocht kopen, aangezien deze violen zo luid en groot van toon waren, maar liever een Stainer, die mooi en zacht klonk. Bij serieuze vergelijkingen is men het erover eens dat, mits gelijkwaardige instrumenten worden gebruikt, oude en nieuwe violen niet voor elkaar onder hoeven te doen. Het vooroordeel dat nieuwe, goed-klinkende instrumenten misschien na enkele jaren niet meer zouden klinken, is in de meeste gevallen niet terecht.

Ook de Stradivarius van nu was ooit een nieuw instrument en aangezien de vioolbouwtraditie zo goed in stand is gebleven, zal er geen enkele reden zijn dat nieuwe, goedgebouwde instrumenten zich anders zouden ontwikkelen. Een voordeel van het nieuwe instrument zou kunnen zijn dat de levende vioolbouwer altijd zijn grootste zorg zal blijven dragen voor zijn eigen creatie, als deel van hemzelf! Oude en nieuwe instrumenten hebben tijd nodig om optimaal tot hun recht te komen: de speler moet aan het instrument gaan wennen, alle mogelijkheden ontdekken en het leren beheersen. Als het klankkarakter hem raakt, zal het instrument na gewenning steeds meer voldoening geven: de speler en het instrument worden een eenheid. Klinkt het instrument vanaf het begin niet, dan zal het na 25 jaar “inspelen” ook niet klinken, er is dan iets mis; of het nu oud is nieuw is, er zal dan iets aan veranderd moeten worden. Bij een oude viool zal een teleurstellende ervaring in de regel niet tot gevolg hebben dat men nooit meer een ander oud instrument zal proberen. Bij een nieuw betekent een dergelijke ervaring al gauw dat men alle moderne instrumenten over één kam scheert.

Indien men bereid zou zijn ook meerdere instrumenten van hedendaagse bouwers te proberen, zou men kunnen vaststellen dat er, evenals bij de oude meesters, goede en minder goede bestaan. Vele oude instrumenten zijn door de eeuwen heen door speler en restaurateur met alle zorg in goede conditie gehouden, waardoor ze nog steeds geliefd zijn, terwijl ze nieuw al bespeeld werden door grote virtuozen als Corelli, Vivaldi, Tartini en Viotti. Gelukkig vinden de mooie moderne instrumenten ook hun weg naar de solisten. Indien deze door speler en vioolbouwer nu en later even zorgvuldig worden behandeld als de oude instrumenten door de eeuwen heen, dan zullen de goede moderne violen, altviolen, celli en contrabassen dezelfde rol spelen als de oude meesterinstrumenten nu. De beste nieuwe instrumenten zullen ‘het antiek van de toekomst’ vormen!

Jaap Bolink

meestervioolbouwer

© vioolbouwers.nu 2022
Privacy Policy

Jaap Bolink
Heuvellaan 6
1217 JM Hilversum

Telefoon :
telefoon + 31(0)356212890
mobiel + 31(0)628275778
info@vioolbouwers.nu